Voldoende faciliteiten en sportieve 'peers' stimuleren het bewegen
Met name bij jongeren en ouderen is de sociale omgeving van invloed op het beweeggedrag. Voorbeelden van sociale omgevingsfactoren zijn sociale veiligheid, maar ook het beweeggedrag van leeftijdsgenoten ('peers') en dat van ouders en andere mensen met een voorbeeldfunctie (Ferreira et al., 2007). Verder is de fysieke omgeving, zoals de woonwijk en de gemeentelijke infrastructuur, mede bepalend voor de lichamelijke activiteit (Wendel-Vos et al., 2007a). Een voorbeeld van een fysieke omgevingsfactor die stimuleert tot meer bewegen is een toereikend aanbod van speelplaatsen en beweegfaciliteiten in de directe woonomgeving. Ook de verkeersveiligheid en een ruim aanbod van gemeentelijke sport- en groenvoorzieningen zijn gunstige fysieke omgevingsfactoren. Uit een andere studie blijkt dat verkeersonveiligheid, sociale onveiligheid en gebrek aan speelplaatsen belangrijke belemmeringen zijn voor kinderen om niet te bewegen en te sporten. De onderzoekers pleiten dan ook voor de herinrichting van stadswijken met meer sportvelden, laagbouw, woonerven, autoluwe zones en groenvoorzieningen (De Vries et al., 2005).
Recente nieuws items
- Hoeveel zijn wij Homo Sapiens minder gaan bewegen?
- Bewegen met de familie, maak er een ritueel van!
- Waarom elk uur even bewegen?
- Het gesprek over gezond ouder worden wordt steeds belangrijker!
- Actie van de week t/m 21 april: Leefstijlcoach en COACH24
- Fitnesstrainer in 5 stappen!
- WHO lanceert AI adviseur voor gezondheid
- Koud water therapie – wat, waarom en hoe?
- Elke euro geïnvesteerd in sport en bewegen levert € 2,76 op.
- Van voedingsvet naar opgeslagen vet?